De grote verdrukking

Het beest en zijn profeet verslagen

Openbaring 19:11  tot  Openbaring 22:21
11Ik zag dat de hemel geopend was, en dit zag ik: een
wit paard met een ruiter, die ‘Trouw en betrouwbaar’
heet, die een rechtvaardig vonnis velt en een
rechtvaardige strijd voert. 

 

12Zijn ogen waren als een vlammend vuur en op zijn
hoofd had hij veel kronen. Er stond een naam op hem geschreven die niemand kende, alleen hijzelf. 13Hij
droeg met bloed doordrenkte kleren. Zijn naam
luidde ‘Woord van God’. 14De hemelse legermacht,
gekleed in zuiver, wit linnen, volgde hem op witte paarden.
15Uit zijn mond komt een scherp zwaard
waarmee hij de volken zal slaan, en hij zal hen met
een ijzeren herdersstaf hoeden. Hij zal de wijnpers
van de hevige woede van de almachtige God treden.
16Op zijn kleding en op zijn dij  staat de naam
‘Hoogste Heer en koning’.

950dd245ac4b3a2a77604527c9526752.jpg


17Toen zag ik een engel midden in de zon staan.
Luid riep hij tegen de vogels die hoog in de lucht vlogen:
‘Kom naar Gods grote maaltijd. 18Dan krijg je het vlees
te eten van koningen, legeraan- voerders en machthebbers,
het vlees van paarden en hun ruiters,van slaven en
van vrije mensen, het vlees van jong en oud.’


19Ik zag dat het beest en de koningen op aarde zich
met hun troepen hadden verzameld om oorlog te voeren
met de ruiter op het paard en zijn legermacht. 20Het
 beest werd gevangen genomen, samen met de valse
profeet die in zijn bijzijn tekenen had verricht, waardoor hij iedereen had misleid die het merkteken van het beest
droeg en zijn beeld aanbad. Levend werden ze in
de vuurpoel met brandende zwavel gegooid.
21De rest werd gedood door het zwaard
dat uit de mond van de ruiter op het paard kwam,
en alle vogels aten zich vol aan hun vlees.

 

arendsbijeen-1.jpg


De eerste opstanding en de tweede dood
Openbaring 20
1Ik zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel
van de onderaardse diepte en zware ketenen in zijn hand. 2Hij greep de draak, de slang van weleer, die ook duivel of Satan wordt genoemd, en ketende hem voor duizend jaren.

afbeelding van soort vuur

3Hij gooide hem in de diepte, sloot de put boven hem
en verzegelde die, opdat de volken niet meer door
hem misleid zouden worden tot de duizend jaar voorbij
 waren; daarna moet hij korte tijd worden losgelaten.
4Ook zag ik tronen, en aan hen die erop zaten
werd recht gedaan.

Het zijn de zielen van hen die onthoofd waren omdat
ze van Jezus hadden getuigd en over God hadden
gesproken; zij hadden het beest en zijn beeld niet
aanbeden en ook zijn merkteken niet op hun voorhoofd
of hun hand gekregen. Zij waren tot leven gekomen
en heersten duizend jaar lang samen met de Messias.
5De andere doden kwamen niet tot leven voordat de
duizend jaar voorbij waren. Dit is de eerste opstanding.

 

6Gelukkig en heilig zijn zij die deelhebben aan de eerste opstanding. De tweede dood heeft geen macht over hen.
Zij zullen priester van God en van de Messias zijn en 
 duizend jaar lang samen met hem heersen. 7Wanneer
de duizend jaar voorbij zijn, zal Satan uit  zijn
gevangenis worden losgelaten. 8Dan gaat hij eropuit
om de volken aan de vier hoeken van de aarde,
Gog en Magog, te misleiden. Hij brengt hen voor de
strijd bijeen, een menigte zo talrijk als zandkorrels
aan de zee. 9Ze trekken op, over de hele breedte
van de aarde, en omsingelen het kamp van de
heiligen en de geliefde stad. Maar vuur daalt neer
uit de hemel en verteert hen. 10En de duivel,
die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en
zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet.
Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd,
tot in eeuwigheid.

inhemeljpgsoortvan-1.jpg

11Toen zag ik een grote witte troon en hem die daarop zat.
De aarde en de hemel vluchtten van hem weg en
verdwenen in het niets. 12Ik zag de doden, jong en oud,
voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen
werd er nog één geopend: het boek van het leven.
De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden. 13De zee stond de doden
die ze in zich had af, en ook de dood en het dodenrijk
stonden hun doden af. En iedereen werd geoordeeld
naar zijn daden. 14Toen werden de dood en het dodenrijk
in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel. 15Wie niet in het boek van het leven bleek te staan
werd in de vuurpoel gegooid.


Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde
Openbaring  21
1Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want
de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en
de zee is er niet meer. 2Toen zag ik de heilige stad, het
nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God
vandaan. Ze was als een bruid die zich mooi heeft
gemaakt voor haar man en hem opwacht. 3Ik hoorde
een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘
Gods woonplaats is onder de mensen,
hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn
en God zelf zal als hun God bij hen zijn. 4Hij zal
alle tranen uit hun ogen wissen.

tranen-2.gif

Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht,
geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’5Hij die op
de troon zat zei: ‘Alles maak ik nieuw!’ – Ik hoorde zeggen: ‘Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar
en waar.’ – 6Toen zei hij tegen mij: ‘Het is voltrokken!
Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde.
Wie dorst heeft geef ik vrij te drinken uit de bron
met water dat leven geeft. 7

 

Wie overwint komen al deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn
en hij zal mijn kind zijn. 8Maar voor hen die laf en trouweloos
zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke
dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst,
voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is
de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede
dood.’ 9Een van de zeven engelen met de offerschalen
die gevuld waren met de laatste zeven plagen kwam op
me af en zei: ‘Ik wil je de bruid laten zien,
de vrouw van het lam.’ 10 ik raakte in vervoering, en
hij nam mij mee naar een heel hoge berg en
liet me de heilige stad Jeruzalem zien, die uit
de hemel neerdaalde, bij God vandaan. 11De stad
schitterde door Gods luister, met een schittering
als van een edelsteen, als en kristalheldere jaspis.
12Ze had een grote, hoge muur met twaalf poorten
en bij elke poort stond een engel.

Op de poorten waren namen geschreven: de namen
van de twaalf stammen van Israëls zonen.  13Vanuit
 het oosten gezien waren er drie poorten, van
het noorden drie, vanuit het zuiden drie en vanuit
het westen drie. 14De stadsmuur had twaalf
grondstenen, met daarop de namen van de
twaalf apostelen van het lam.

 

15Degene die met mij sprak had een gouden meetstok om daarmee de stad, de poorten en de muur op te meten.
16De stad was vierkant, even lang als breed. Hij mat de
stad met zijn meetstok: twaalfduizend stadie, zowel in
de lengte als in de breedte en in de hoogte. 17Hij mat de stadsmuur: honderdvierenveertig el, in gewone mensen-
maat, die ook engelenmaat is. 18De muur was gemaakt
van jaspis, en de stad zelf was van zuiver goud, helder
als glas. 19De grondstenen van de stadsmuur waren
versierd met allerlei edelstenen. De eerste was van jaspis,
de tweede van lazuur, de derde kornalijn, de vierde
smaragd, 20de vijfde sardonyx, de zesde sarder,
de zevende olivijn, de achtste aquamarijn, de negende
topaas, de tiende turkoois, de elfde granaat en de
twaalfde amethist. 21De twaalf stadspoorten waren
twaalf parels, elke poort een parel op zich. De straten
van de stad waren van zuiver goud en schitterden als
glas. 22Maar een tempel zag ik niet in de stad,
want God, de Heer, de Almachtige,
is haar tempel, met het lam.

 

23De stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig:
over haar schijnt Gods luister, en het lam is haar licht.
24De volken zullen in haar licht leven en de koningen
op aarde betuigen daar hun lof. 25De poorten zullen
 overdag nooit gesloten worden, en nacht zal het er niet
meer zijn. 26De volken zullen in haar hun lof en eer
komen betuigen. 27Maar alles wat verwerpelijk is
en iedereen die zich met gruwelijke dingen en leugens
in laat, komt de stad niet binnen, alleen zij
die in het boek van het leven staan, het boek van het lam.

 

output_orh01s-1.gif
Openbaring   22
1Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft.
De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de
troon van God en van het lam. 2In het midden van
het plein van de stad en aan weerskanten van
de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten
gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van
de boom brachten de volken genezing. 3Er zal niets
meer zijn waarop nog een vloek rust.
De troon van God en van het lam zal daar in de stad
staan. Zijn dienaren zullen hem vereren 4en hem

met eigen ogen zien, en zijn naam staat op hun
voorhoofd. 5Het zal er geen nacht meer
zijn en het licht van een lamp of het licht van de
zon hebben ze niet nodig, want God, de Heer,
zal hun licht zijn. En zij zullen als koningen heersen
tot in eeuwigheid.

              Slot                          
6Toen zei hij tegen mij: ‘Wat hier gezegd is, is
betrouwbaar en waar. De Heer, de God
die profeten bezielt, heeft zijn engel gestuurd
om aan zijn dienaren te laten zien wat er
binnenkort gebeuren moet.’

 

afbeeldingvoorstellingterugkomst.png

7‘Ik kom spoedig!’
Gelukkig is wie zich houdt aan de profetie van dit boek.
8Ik, Johannes, was het die deze dingen hoorde en zag. En toen
ik alles gehoord en gezien had, wierp ik me neer aan de voeten
van de engel die me deze dingen liet zien, om hem te aanbidden. 9Maar hij zei: ‘Doe dat niet! Ik ben een dienaar zoals jij en je medeprofeten, en zoals degenen die zich houden aan wat er
in dit boek staat.
Je moet God aanbidden.’ 10

Verder zei hij tegen me: ‘Houd de profetie van dit
 boek niet geheim, want de tijd is nabij. 11Wie onheil
aanricht zal nog meer onheil aanrichten, en wie onrein
is zal nog onreiner worden. Wie goed doet
zal nog meer goeddoen, en wie heilig is zal nog
heiliger worden.’  12‘Ik kom spoedig, en heb het loon
bij me om iedereen te belonen naar zijn daden.
13Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste,
het begin en het einde.’ 14Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom beschikken
en zullen de stad door de poorten binnengaan. 15Buiten
is de plaats voor de honden die zich bezighouden
met toverij en ontucht, met moord en afgodendienst,
voor iedereen die de leugen koestert
en ernaar handelt.

16‘Ik, Jezus, heb mijn engel gestuurd om jullie deze dingen bekend te maken voor de gemeenten. Ik ben de telg
van David, zijn nakomeling, de stralende morgenster.’
17De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie luistert
zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen;
laat wie dat wil vrij drinken van het water
dat leven geeft.

18Ik verklaar tegenover een ieder die de profetie van
dit boek hoort: als iemand er iets aan toevoegt, zal God
hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn;
19en als iemand iets afneemt van wat in het boek van
deze profetie staat, zal God hem zijn deel afnemen van
de levensboom en van de heilige stad, zoals die in dit boek beschreven zijn. 20Hij die van deze dingen getuigt, zegt:
‘Ja, ik kom spoedig!’
Amen. Kom, Heer Jezus!
21De genade van onze Heer Jezus zij met u allen.

engelen-trompetten.jpg

Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)

knipper
Deze pagina is een onderdeel van de website: "godgelooftinmij".......